
In huizen in het Himalajagebergte ziet men vaak een kronkelvorm boven een deur of boven een raam hangen. (zie afbeelding) Deze kronkel is de knoop zonder einde is tevens een van de acht geluksbrengers van het
Boeddhisme. Meestal is het gesneden uit hout en als symbool (amulet) werkt het als afweer tegen slechte gezondheid en een vroege dood. De oneindigheid van de knoop moet het onsterfelijke voorstellen. Door deze amulet bij een deur of een raam te hangen, hoopt men kwade geesten te verhinderen in het huis te komen en ziekte of
dood buiten de het huis te houden. Men zou kunnen zeggen dat dit symbool de boeddhistische tegenhanger is van het gelukbrengende hoefijzer, behalve dat het binnen wordt opgehangen in plaats van buiten. Deze amulet is ook bekend onder de naam knoop der eeuwigheid en zou oorspronkelijk uit China afkomstig zijn. De kronkels en draaiingen (de negen binnenruimtes en acht buitenruimtes) speelden een rol bij het
mediteren. Voor sommige boeddhisten was dit het patroon van de ingewanden van Boeddha, keurig gerangschikt terwijl hij zat te mediteren. Dit symbool komt ook voor bij de vroeg Keltische cultuur maar met de grote de afstand tussen de wereld van de Kelten en die van de boeddhisten, is dit waarschijnlijk een groot toeval.
www.heinpragt.comNaar symbolen index pagina