Paddenstoelen

Deze pagina geeft een praktische beschrijving met een foto van de meest voorkomende paddenstoelen in Nederland. Van iedere paddenstoel staat hier en foto en een omschrijving die u als beknopte paddenstoelengids kunt gebruiken om bijvoorbeeld tijdens een herfstwandeling op te zoeken welke paddenstoel u tegenkomt. Daarnaast komen verschillende wetenswaardigheden aan bod, leuk om af te drukken en mee te nemen tijdens een lange boswandeling. Ik krijg regelmatig vragen over de giftigheid van paddenstoelen en ik zal op deze pagina niet aangeven dat paddenstoelen eetbaar zijn, ook niet giftig wil niet zeggen dat ze eetbaar of smakelijk zijn. Ik zal alleen beschrijven dat een paddenstoel zeer giftig is. Een vergissing van de kant van de lezer of een verkeerde interpretatie kan namelijk ernstige gevolgen hebben. Ik adviseer dan ook iedereen om altijd voorzichtig te zijn met paddenstoelen en ze met rust te laten, enkele soorten zijn inmiddels beschermde soorten. Vriendelijke groet, Hein Pragt

Op de inhoud van deze pagina rust copyright © Hein Pragt.

Overzicht van paddenstoelen in Nederland

aardappelbovistAardappelbovist (Scleroderma citrinum) De bolronde of knolvormige paddenstoel is te beschouwen als een sporen reservoir, waarin de sporen rijpen en waaruit na het uiteenvallen de sporen vrijkomen. De naam verwijst naar de overeenkomst in vorm, kleur en gewicht met een aardappel. Het enige dat afwijkt is het geschubde oppervlak. De sporenmassa binnenin de dikwandige knol is wit en wordt bij rijping zwart en heeft een onaangenaam scherpe geur. Deze giftige paddenstoel groeit bij voorkeur op zandige, kalkarme bodem in loof- en naaldbossen.
berkenboleetBerkeboleet (Boletus {Leccinum scaber) De hoed (diameter: 8-12 cm) is geelachtig tot donkerbruin, heel soms grijs tot bijna witachtig. De buisjes zijn blauwgrijs en steken bij oudere exemplaren duidelijke buiten de hoed uit. Bij de aanhechting van de steel is de onderkant van de hoed verzonken, de steel wordt naar boven toe smaller, is witachtig en bezet met donkergrijze tot zwartachtige schubben. Zoals de naam al aangeeft komt deze paddenstoel veel in berkenbossen voor, vaak in groepen.
bittere boleetBittere boleet (Boletus {Tylophilus felleus) Een zeer typisch kenmerk is de altijd duidelijke, bruine netvormige adering van het hele oppervlak van de buikig verdikte, lichtbruine steel. De hoed (5-15 cm) is geelachtig tot lichtbruin, bij droogte is het oppervlak rimpelig, de gaatjes zijn aanvankelijk wit, later roze. Komt voor in naaldbossen met een zure bodem. Deze soort wordt vaak verwisseld met het eekhoorntjesbrood.
eekhoorntjesbroodEekhoorntjesbrood (Boletus edulis) De aanvankelijk lichtgekleurde en half-bolvormige hoed word bij toenemende ouderdom platter en donkerbruin (tot 30 cm). De knotsvormige steel wordt naar boven toe smaller en heeft meestal bovenaan een netvormige structuur. De buisjes aan de onderkant van de hoed zijn in een jong stadium spierwit, maar worden later geelachtig tot geelgroen. Het stevige vlees is wit en vlak onder de opperhuid van de hoed bruinachtig. Eekhoorntjesbrood is in alle bostypen te vinden, deze paddenstoel is een beschermde soort en u dient de paddenstoel ook met rust te laten.
elfenbankjeElfenbankjes (Trametes versicolor) Elfenbankjes groeien meestal met een aantal bij elkaar en zijn vaak door hun gevarieerde kleurenpatroon een fraai plaatje. De waaiervormige, ongesteelde hoed is heel dun, de diameter is 2 tot 6 cm en laat bovenop verschillend gekleurde zones zien. Beige, groenachtige, bruinachtige en zwartige tinten komen voor, de gekleurde zones zijn deels glanzend en deels mat. De gaatjes op de onderkant zijn wit- of geelachtig en heel klein. Deze paddenstoel groeit vaak op stronken van diverse loofbomen en komt daarom veel voor in loof- en gemengde bossen.
FluweelpootjeFluweelpootje (Flammulina velutipes) De gewelfde of afgevlakte hoed (diameter: 3-5 cm) is honinggeel en in het midden wat donkerder. Bij nat weer is het oppervlak glibberig en de geelachtige plaatjes worden later donkerder. De steel wordt bij de oudere paddenstoel hol, is bovenaan geelachtig en aan de voet donkerbruin. Het oppervlak van de steel is fluweelachtig en deze paddenstoel groeit laat in de herfst of in de winter in kluitjes bij elkaar op het hout van loofbomen.
Groene knolanamietGroene knolanianiet (Amanita phalloides) De jonge paddenstoel is volledig omgeven door een vlezig omhulsel wat lijkt op een ei. De ge-aderde hoed die uit het vlies breekt is aanvankelijk klokvormig en wordt daarna vlakker (diameter tot 10 cm). De kleur van de hoed varieert van olijfgroen via geel tot wit en de plaatjes zijn wit, vaak met een groene weerschijn. De steel is slank en wit tot groenachtig gestreept en het bovenste deel draagt een vliezige, afhangende ring. De knolvormige voet is omgeven door een witte, vliezige beurs (vaak onder de grond), die champignons nooit hebben. Komt meestal voor in loofbossen onder eiken, beuken, hazelaars en kastanjebomen. Deze paddenstoel is dodelijk giftig.
Grote parasolzwamGrote parasolzwam (Lepiota procera) De hoed in de vorm van een paraplu bereikt een diameter van 30 cm en daarmee is deze zwam een van de grootste paddenstoelen in Nederland. Bij jonge exemplaren is de hoed eivormig tot bolrond, de huid van de hoed is opgebouwd uit duidelijke, licht- tot donkerbruine schubben. Alleen het midden van de hoed blijft glad en de plaatjes zijn wit en niet vergroeid met de steel. De hoed zit op een tot 40 cm hoge steel, die ook geschubd is en voorzien van een karakteristieke, verschuifbare ring. Parasolzwammen groeien op lichte plekken in het bos of aan de bosrand.
heksenboleetHeksenboleet (Boletus luridus) Het kleurengamma van de hoed (tot 20 cm) van deze soort omvat geelbruine, donkerbruine en roodbruine tinten. De vorm van de hoed is aanvankelijk half-bolvormig en groeit later wijder uit. Ook de kleur van de buisjes zijn geel tot geelgroen, maar hun opening naar buiten is rood, zodat de onderkant van de hoed rood lijkt. De steel is okergeel tot geelachtig en overtrokken met een roodbruin netwerk. Deze paddenstoel heeft een voorkeur voor beukenbossen, maar is ook te vinden in andere loofbossen, maar zelden in naaldbossen.
honingzwamHoningzwam (Armillaria mellea) De hoed is honingkleurig tot bruin en bedekt met donkere schubben, de rand is aanvankelijk ingerold, ontplooit zich later en is dan gegroefd. De plaatjes zijn witachtig en worden later bruinachtig tot bruingevlekt. Ze lopen enigszins in de steel af, de steel heeft een vezelige structuur en is aan de bovenkant lichter dan aan de voet en heeft een duidelijke witte ring. Deze paddenstoel komt hoofdzakelijk voor in loofbossen, bij voorkeur op afgestorven hout, maar ook vaak op het hout van nog levende bomen en wortels, altijd in groepjes en brengt schade toe aan het hout.
kastanjeboleetKastanjeboleet (Boletus {Xerocomus badius) De kastanjeboleet wordt vaak verward met het eekhoorntjesbrood. De hoed is kastanjebruin en bereikt een diameter van 15 cm. De in dikte variërende steel is geelachtig bruin, vaak vezelig gestreept, maar heeft nooit een netvormige structuur. Deze paddenstoel komt voor in naald- en loofbossen.
Kleverige knolanamietKleverige knolarnamiet (Amanita virosa) Het belangrijkste kenmerk van deze paddenstoel is dat alle onderdelen wit zijn. De hoed (diameter tot 8 cm) is aanvankelijk bolrond, vlakt later enigzins af maar blijft meestal kegelvormig. Bij nat weer wordt het oppervlak glibberig, bij droogte zijdeachtig glanzend. De steel ontspringt uit een knolvormige beurs en heeft een schubbig tot viltig oppervlak, wat vooral duidelijk uitkomt onder de vlezige ring. Deze paddenstoel groeit uitsluitend in naaldbossen en is daar meestal in kleine groepen te vinden, de bodem moet zuur zijn. Deze paddenstoelen zijn dodelijk giftig.
geschubde inktzwamGeschubte inktzwam (Coprinus comatus) De hoed van deze veel voorkomende weidepaddenstoel is aanvankelijk langgerekt eivormig rond, maar gaat dan over naar klokvormig. De hoed is wit, naar de rand toe roze, wordt later zwart en vervloeit tot een inktachtige vloeistof. Dit is een alternatieve methode om sporen te verspreiden, de sporen vallen met de druppels inkt naar beneden en worden dus niet, zoals meestal het geval is, door de wind meegevoerd. De witte, holle steel heeft een vergankelijke ring. Deze paddenstoel groeit bij voorkeur op bemeste weilanden, aan bosranden, maar is ook te vinden in tuinen en op wegbermen.
grote stinkzwamGrote stinkzwam (Phallus impudicus) Het bovengrondse deel van deze paddenstoel komt voort uit een ondergrondse bol ter grootte van een kippenei (duivels- of heksenei). In volgroeide toestand is deze 20 cm hoog en de klok tot vingerhoedvormige hoed met gehamerd oppervlak is overdekt met een olijfgroene sporenmassa, die geleidelijk van de hoed afdruipt en de de steel is wit en hol. Deze paddenstoel is te vinden in loof- en gemengde bossen, vooral op open plekken. De stank die rijpe exemplaren verspreiden lokt aasvliegen en mestkevers, die als ze op de paddenstoel rondkruipen zorgen voor de verspreiding van de sporen.
gewone krulzoomKrulzoom (Boletus {Paxillus involutus) De naam verwijst naar de ingerolde rand van de hoed, kenmerkend is het fijn viltige en na regen glad glanzende oppervlak van deze hoed. De kleur van de hoed varieert van bruin leer tot olijfbruinachtig en de hoed is midden op meestal duidelijk, trechtervormig verdiept. De plaatjes zijn geelachtig, worden later geelbruin en ze lopen in de steel af en laten makkelijk los. De steel is gevuld en naar de voet toe smaller, de kleur varieert van geelachtig tot bruinachtig geel. Komt voor in loof- en naaldbossen. Deze paddenstoel is giftig.
koraalzwamKoraalzwam (Ramaria formosa) De naam koraalzwam verwijst zowel naar het koraalachtige uiterlijk en naar de kleur van de “takken”. Deze zijn zeer talrijk, roze tot oranjeroze van kleur en ontspringen aan een 4 cm dikke witte stam. De takken vertakken zich en zijn aan het uiteinde citroengeel. Bij oudere exemplaren verdwijnen de kleurverschillen. Deze paddenstoelen groeien in loofbossen, vooral beukenbossen op kalkrijke bodem. Deze paddenstoel is zeer ongezond voor consumptie.
hanekam cantharelHanekam, cantharel (Cantharellus cibarius) De vlezige hoed is donker- tot lichtgeel en is in eerste instantie gewelfd, later krijgt het in het midden een trechtervormige verdieping. De diameter is tot 12 cm en de rand is gegolfd en gelobd. Er zijn geen echte plaatjes, maar het kiemvlies vormt lijsten die vaak zijn gevorkt en sterk aflopen in de steel, ze hebben dezelfde kleur als de hoed. De naar de voet toe smaller wordende steel heeft dezelfde kleur als de hoed. Deze paddenstoel groeit in loof- en naaldbossen, meestal in kleine groepjes met daarin een paar grotere exemplaren.
gewone morieljeMorielje (Morchella esculenta) De hoed, tot 5 cm in diameter, is bolrond of langwerpig tot ovaal en vertoont over het hele oppervlak gaten, die een honingraatachtige structuur te zien geven. De kleur varieert van goudgeel tot donker okergeel en de witte, aan de voet verdikte steel is hol net als de hoed. Het oppervlak van de steel is overdekt met fijne schubjes. Morieljes zijn al vroeg in het jaar in loofbossen te vinden, vooral onder essen, maar ook op grazige plekken.
nevelzwamNevelzwam (Clitocybe nebularis) De hoed is bijna altijd vlak, de kleur van de hoed varieert van verschillende grijstinten tot witachtig en de bovenkant is aan de rand ingerold. De diameter is tot 18 cm, de plaatjes zijn vaalgeel, lopen iets in de steel af en laten makkelijk los. De witte tot grijsachtige steel wordt bij het ouder worden hol en is vaak knotsvormig en het oppervlak is in de lengte vezelig gestreept. Dit is een soort die voorkomt in de late herfst in open plekken in loofbossen met veel afgevallen bladeren.
oranje berkenboleetOranje berkeboleet (Boletus {Leccinum testaceo scaber) De steel van deze soort lijkt sterk op die van de vorige gewone berkenboleet, ook hier is de witte tot lichtgrijze oppervlakte bezet met zwarte schubben. Een duidelijk onderscheid is echter de oranjerode kleur van de hoed (diameter: max. 15 cm). De hoed loopt aan de rand vliezig uit en de buisjes zijn witachtig tot vuilgrijs en rondom de steel ingezakt. Groeit net als de berkenzwam graag onder berkenbomen.
PanteramanietPanteranianiet (Amanita pantherina) De hoed (diameter tot 10 cm) van deze gevaarlijke giftige paddenstoel is aanvankelijk half bolvormig en wordt later vlakker. Het kleurenpalet omvat de tinten grijs en via geelbruin tot chocoladebruin. Op de hoed zitten witte vlokken, de rand van de hoed is gegroefd. De steel heeft een tamelijk laag geplaatste ring en ontspringt aan een manchetvormige knol. Deze paddenstoel komt vooral voor op zandgrond van heiden, loof- en naaldbossen. Deze paddenstoel is zeer giftig.
ParelamanietParelamaniet (Amanita rubescens) Bij deze paddenstoel zitten er net als bij de vliegen en panterzwam weinig vlokken op de hoed, de kleur is vleeskleurig tot bruin. Omdat de soort makkelijk te verwarren is met de panteramaniet, moet u goed op de gladde rand van de hoed letten want deze is bij de panteamaniet gegroefd. De plaatjes zijn wit en worden later roodachtig, de steel is stevig, meestal lichtroze, heeft een knolvormige voet en een duidelijke ring. Deze paddenstoel komt voor in loof- en naaldbossen en op alle soorten bodem.
russulaRussula (Russula vesca) De huid van de hoed van deze paddenstoel is vlees- tot bruinrood, maar loopt niet door tot de rand, zodat de uiteinden van de plaatjes de rand een rafelig aanzien geven. Het midden van ce hoed is meestal wat donkerder en de plaatjes zijn witachtig en soms roestkleurig gevlekt. De witte steel wordt naar de voet toe smaller. Deze soort paddenstoel groeit vaak in loofbossen, maar is af en toe ook in naaldbossen te vinden. Het geslacht Russula telt veel soorten en heeft in Nederland een grote verspreiding.
Schubbige boschampignonSchubbige boschampignon (Agaricus sylvaticus) De plaatjes van deze soort zijn bij de jonge paddenstoel roze tot blauwgrijs, later donker chocoladebruin. De hoed (diameter tot 10 cm) is aanvankelijk gewelfd en vlakt later af. Het oppervlak van de hoed is kaneelbruin en vezelig geschubd. De aan de voet verdikte steel is licht geschubd en hoog aan de steel zit een brede, afstaande ring. Deze paddenstoel doet het goed in naaldbossen en vooral onder sparren, de bodem moet kalkhoudend zijn.
stobbezwammetjesStobbezwammetje (Kuehneromyces mutabilis) Deze paddenstoelen hebben bij vochtig weer een kaneelbruine hoed en ze vormen fraaie terrassen op boomstronken. Bij droogte is de hoed duidelijk lichter en de hoed is in het midden en aan de randen altijd donkerder. De diameter is tot 8 cm en de plaatjes zijn lichtgeel, later kaneelbruin. Ze zitten dicht tegen elkaar en lopen iets in de steel af en de steel heeft een duidelijke ring met dezelfde kleur als de hoed. Onder de ring is het oppervlak van de steel bedekt met afstaande schubben. Deze paddenstoel groeit uitsluitend op dood hout, meestal op stronken van loofbomen.
VliegenzwamVliegenzwam (Amanita muscaria) De heel bekende rode hoed is bij de jonge paddenstoel bolrond en wordt later platter (diameter tot 20 cm). Meestal zitten er op de hoed witte vlokken. De dicht op elkaar zittende plaatjes zijn wit en vrij van de steel. De steel is ook wit, van onderen knolvormig verdikt en heeft een karakteristieke afhangende ring. De knol onderaan de steel heeft kransen van wratjes. Deze paddenstoel komt voor in alle typen loofbos, vaak onder berken of sparren en meestal staan de paddenstoelen in kleine groepjes. Deze paddenstoel is giftig.
WeidechampignonWeidechampignon (Agaricus campestris) De dikke, vlezige hoed (diameter: 0 tot 10 cm) is aanvankelijk half bol rond en later gewelfd, het oppervlak is er makkelijk af te trekken en soms fijn geschubd. De plaatjes die bij de jonge weidechampigon aanvankelijk roze zijn, worden later bruin en ten slotte zwart. De witte, gevulde steel is viezig, heeft een glad oppervlak en een brede, vlezige ring (of manchet). Deze paddenstoel groeit vooral op bemest grasland en verschijnen vaak na overvloedige regenval en dan vaak in grote aantallen. Ze groeien vaak in heksenkringen of in verspreide groepjes.

Boeken over paddenstoelen

ANWB Paddenstoelengids Met de ANWB Paddenstoelengids van Andreas Gminder en Tanja B?hning weet je altijd het antwoord op de vraag Welke paddenstoel is dat? Een ontzettend handig zakgidsje om de meest voorkomende soorten paddenstoelen te determineren. Alle belangrijke kenmerken zijn overzichtelijk in beeld gebracht met heldere foto’s voor een snelle herkenning en duidelijke tekeningen voor de kenmerkende details. Heel geschikt voor gebruik bij excursies, onderweg in Nederland of op vakantie in Europa. Deze gids bevat meer dan 450 paddenstoelensoorten uit Europa.
kopen knop


eetbare paddenstoelenEen handige basisgids voor iedereen die meer over eetbare paddenstoelen en (giftige) dubbelgangers wil weten: de beste vindplaatsen, herkenning, verzamelen, bewaren en bereiden. Je leert de belangrijkste soortgroepen en eetbare soorten herkennen met duidelijke beschrijvingen en foto’s.
kopen knop



Basisgids Paddenstoelen Van plaatjeszwammen en boleten tot beker-, buik-, koraal- en trilzwammen: Nederland kent een grote rijkdom aan paddenstoelen. ‘Basisgids Paddenstoelen’ laat je kennismaken met ongeveer honderd van de meest algemene soorten paddenstoelen van Nederland. Deze gids is gericht op de herkenning in het veld: bevat duidelijke beschrijvingen, per soort meerdere unieke (detail) kleurenfoto’s en een uitgebreide determinatiesleutel. Daarmee kunnen ook beginnende paddenstoelenliefhebbers de soorten op naam brengen. Het boek bevat tevens informatie over ecologie en verspreiding en geeft tips voor het zoeken naar paddenstoelen. Thomas W. Kuyper is hoogleraar aan Wageningen Universiteit, gespecialiseerd in paddenstoelen en schimmels. Hij werkt al meer dan 40 jaar aan paddenstoelen, en is medeauteur van het Basisboek Paddenstoelen en de Veldgidsen Paddenstoelen I & II.
kopen knop

Algemene informatie over paddenstoelen

Een paddenstoel is het vruchtlichaam van een zwam of schimmel, deze vormen maar een klein deel van de schimmel, het grootste deel zit meestal onder de grond in de vorm van schimmeldraden. Het vakgebied van de biologie dat zich bezig houdt met paddenstoelen heet mycologie. Net als bij planten en dieren zijn er vrouwelijke en mannelijke schimmels, voordat er een nieuwe paddenstoel ontstaat moeten een mannelijke en vrouwelijke zwamvlok bij elkaar komen. De belangrijkste onderdelen van een paddenstoel zijn de hoed die de sporen produceert, de steel, de manchet (ring) en de beurs.

de opbouw van een paddenstoel

Er zijn paddenstoelen die bestaan uit al deze onderdelen, maar er zijn er ook waarbij één of meerdere onderdelen ontbreken, zoals de steel, manchet of beurs. De hoed beschermt de sporen tegen weer en wind. Paddenstoelen groeien in het voorjaar en in de herfst, omdat een paddenstoel voor het grootste deel uit water bestaat groeien de meeste paddenstoelen in de herfst als er veel regen valt. De kleur en de vorm van de paddenstoel kan blijven veranderen zolang de paddenstoel nog groeit. Om te kunnen zien tot welke soort een paddenstoel hoort moet je heel goed naar de kijken naar de grootte, de vorm en de kleur en of de paddenstoel wel of geen steel, ring, hoed, buisjes en plaatjes heeft.

De voortplanting bij paddenstoelen gebeurt door middel van sporen, deze moeten op een goede plek terecht komen om tot paddenstoel te groeien. De bosbodem bijvoorbeeld is voor de meeste paddenstoelen zeer geschikt, omdat deze vocht en warmte lange tijd kan vasthouden. Hierdoor komen de sporen tot kieming en vormt zich een kiemdraad, die uitgroeit tot een eerste zwamvlok, om de groei verder te laten gaan, moet deze zwamvlok zich eerst samenvoegen met een andere zwamvlok. De zwamvlokken versmelten zich via de zwamdraden en vormen samen een tweede zwamvlok (mycelium) waaruit later de paddenstoelen groeit.

De sporen zijn zo klein dat je ze zonder microscoop niet kunt zien maar als je de hoed van een champignon op zwart papier legt en na een dag weer weghaalt dan zie je een sporenfiguur van de uitgevallen sporen. De sporen worden op verschillende manieren verspreid, door middel van de wind, dieren of regen. Zo worden bijvoorbeeld de sporen van de stinkzwam via vliegen verspreid en bij de aardappelbovist gaat de bovenkant van de bol kapot en wanneer er dan een dier op stapt komt er een stofwolkje uit en vliegen de sporen alle kanten op. Bij de inktzwam lost de hoed na een tijdje op en wordt een zwart papje, de inkt. Hierin zitten de sporen en met regen worden die weggespoeld.

Paddenstoelen groeien bijna overal, je vindt paddenstoelen op verschillende plekken zoals akkers, weilanden, bermen en bossen. Veel soorten zijn gebonden aan een bepaald leefgebied dat noem je ook wel biotoop. Sommige soorten zie je alleen in bemeste weilanden, andere paddenstoelen leven alleen op een bepaald soort hout. Paddenstoelen groeien vaak in grote groepen bij elkaar, maar dat verschilt per soort en hangt ook af van de hoeveel voedsel dat er is.

Sommige paddenstoelen zijn eetbaar en de bekendste is natuurlijk de champignon, maar de meeste zijn smakeloos of hebben een scherpe vieze smaak en sommige paddenstoelen zijn zelfs heel erg giftig. Je kunt er erg ziek van worden en sommige paddenstoelen zijn zelfs zo giftig dat je er dood aan kunt gaan. In Nederland bestaan ongeveer 30 soorten giftige paddenstoelen, waarvan 7 dodelijk giftig. Je moet dus nooit zomaar een paddenstoel eten.

Meer pagina’s over natuur

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *