Evolutie man vrouw

verschillen tussen mannen en vrouwen, darwin Mannen, vrouwen en evolutie, op deze pagina staat veel informatie over de verschillen tussen mannen en vrouwen vanuit de evolutie gezien. Aangezien er vanaf de oertijd al een verdeling van taken tussen de mannen en vrouwen bestond, kunnen we aannemen dat hieruit niet alleen een fysieke maar ook een psychische specialisatie ontstaan is. De mannelijke jagers specialiseerden zich in langdurige achtervolgingen en leerden zich te kunnen concentreren op lange termijn doelen. Ze leerden om zich met één enkel probleem bezig te houden en bijzaken te negeren. Ook moesten ze hun ruimtelijke inzicht verbeteren voor het rondtrekken voor de jacht en het inschatten van de afstand van een speer of pijl. De vrouw moest in de oertijd vooral aan verschillende dingen tegelijk kunnen denken en alles gelijktijdig kunnen organiseren. Ze moesten de groep in de gaten houden en op alle mogelijke gevaren van buitenaf letten. De specialisatie van vrouwen was dus sociale organisatie en communicatie. Er ontstond dus een verschillende specialisatie in de hersenen van zowel mannen als vrouwen. De theorie over de evolutie is beschreven door Darwin in het beroemde boek “On the origin of Species”. De struggle for life (strijd om te overleven) werd door Darwin gezien als de drijvende kracht achter het ontstaan en het veranderen van soorten. De essentie van de theorie van Darwin was dat organismen (waaronder dus ook de mens) door natuurlijke selectie veranderingen ondergaan. De soort past zich aan naar de omstandigheden doordat een individu die een bepaalde eigenschap heeft wel zal overleven terwijl anderen die niet zo goed aangepast zijn aan de leefomstandigheden niet overleven. Doordat de mens een sociaal wezen is dat al vroeg in gemeenschappen ging samenwonen (c.a. 3 miljoen jaar geleden) ontstond er ook een specialisatie tussen mannen en vrouwen. De mannen en vrouwen die het best aangepast waren aan die omstandigheden zorgden voor gezond nageslacht waardoor er ook een specialisatie in de hersenen van mannen en vrouwen ontstond. Aangezien de menselijke soort al c.a. 3 tot 5 miljoen jaar op deze aarde voorkomt hebben zich in deze periode tussen de 200.000 en 300.000 generaties hun genen doorgegeven en een natuurlijke selectie veroorzaakt.

De man vanuit de evolutie gezien

Veel van het gedrag van de huidige man is terug te leiden naar de oertijd. Veel mensen vinden dit onzin maar de tijd dat de mens leefde in de oertijd als de klassieke jager en verzamelaar duurde enkele honderdduizenden jaren en pas tienduizend jaar geleden begon de nieuwe vorm van samenleving door de opkomst van de landbouw. In de eerste honderdduizenden jaren heeft de mens zich dus ontwikkeld en hebben mannen en vrouwen zich gespecialiseerd in de taken die toen nodig waren om de soort te laten overleven. Toen de mens zich ontwikkelde van verzamelaar van vruchten, noten en wortels naar jagers en vleeseters, moesten ze het opnemen tegen de roofdieren die vele malen sterker, sneller en betere wapens hadden in de vorm van klauwen en tanden. Maar de mens had een enorm voordeel op de prehistorische dieren, zijn steeds groter wordende hersenen en grotere intelligentie. Ze gingen samenwerken en wapens ontwikkelen en valstrikken maken.

Doordat het jagen succesvol was, konden de jagers al het vlees niet meer zelf opeten, er was genoeg voor de hele stam en men begon eten te delen. Dit in tegenstelling tot pure planteneters die nooit hun eten zullen delen met soortgenoten. Aangezien vrouwen te waardevol waren voor de voortplanting om er risico mee te nemen werden de mannen de risicovolle jagers en begon hun persoonlijkheid en lichaamsbouw zich aan te passen aan de nieuwe rol. Dit proces duurde duizenden jaren en heel veel generaties. Op deze wijze evolueerde de man tot een efficiënte jager en de mensenstammen begonnen te groeien en zich te verspreiden over de hele aarde.

Ongeveer tienduizend jaar gelezen begonnen onze voorouders in plaats van plantaardig voedsel te zoeken, dit zelf te verbouwen. Ook ontdekten ze dat ze dieren gevangen konden nemen om ze te bewaren als gevangen vleesvoorraad. Toen de gevangen dieren zich ook nog begonnen voort te plantten leerde de mens dat hij zijn eigen veestapel kon houden. De agrarische revolutie ging zeer snel en de man die zich honderdduizenden jaren had aangepast naar machtige jager werd nu boer, boerenknecht of herder. De man was zo lang geprogrammeerd voor spanning, jacht en risico’s nemen dat hij bleef jagen maar nu niet voor het levensonderhoud maar voor de sport. Helaas is de hunkering naar spanning, risico en het doden van prooi en de saamhorigheid van de jachtploeg ook de reden van vele oorlogen geweest. Maar de agrarische revolutie had ook een goede kant voor de oer man, naast het ontwikkelen van nieuwe wapens, ontwikkelde de man ook steeds meer andere dingen. De man had twee gezichten, naast de grote vernietigingen die hij soms aanrichtte was hij ook de bouwer en de uitvinder. De ontwikkeling tot onze huidige tijd heeft gelukkig aangetoond dat de positieve krachten de negatieve krachten van de man wel overtroffen.

Een van de belangrijkste eigenschappen van de man is zijn fysieke kracht die de man te danken heeft aan zijn honderdduizenden jaren specialisatie tot jager. Gemiddeld is een man dertig procent sterker dan een vrouw en bevat zijn lichaam 26 kg spieren en dat van de vrouw maar 15 kg. Door het ontwerp van zijn lichaam kan de gemiddelde man twee keer zijn lichaamsgewicht tillen en de gemiddelde vrouw slechts de helft van haar gewicht. De interne organen van de man zoals het hart, de longen en botten zijn groter dan die van de vrouw en bovendien bevat mannelijk bloed meer hemoglobine dan dat van een vrouw. Bij het spelen van kinderen geven doen jongens meestal kracht en behendigheidsspelletjes met veel duwen, gooien, rennen, springen, beuken en slaan en meisjes meestal niet. Ook ziet men bij jongens al meer nieuwsgierigheid en het nemen van meer risico’s. Een tijd geleden was het een trend om aan te nemen dat het verschil tussen jongens en meisjes was aangeleerd en niet was aangeboren, maar elk zorgvuldig onderzoek naar peuters en kleuters ontkracht dit idee al snel. Wanneer volwassenen zich er niet mee bemoeien ontstaande verschillen tussen gedrag van jongens en meisjes spontaan. Het gangbare idee is nu dat mannen en vrouwen niet gelijk zijn maar wel gelijkwaardig.

Wat wel erg sneu is voor de moderne man is dat zijn kwaliteiten als sterke, snelle jager niet zo nuttig zijn voor de meeste taken in onze moderne samenleving. De meeste moderne werkzaamheden zijn zeker in fysiek opzicht niet zo geschikt voor het mannenlichaam. Hiervoor heeft de man andere uitwegen gezocht zoals bijvoorbeeld sport. Ook de behoefte van de man om lid te zijn van de jachtgroep uit zich in sporten in teamverband en in supportersgroepen. Dat sporten supporters confrontaties steeds vaker uitlopen op geweld is zeker terug te leiden naar de oerdriften van de man. Maar ook de toenemende mate van extreme en risicovolle sporten is een uiting van de oerdrift van de hedendaagse man. En voor mannen die niet zo fysiek zijn maar toch de sensatie van risico nemen willen voelen is er de mogelijkheid van speculeren op de beurs tot gokken. In de grote financiële centra van de wereld worden vrijwel dagelijks grote risico’s genomen en het is niet toevallig dat dit vooral een mannenwereld is.

Maar ook het bij elkaar komen van mannen om sterke verhalen te vertellen en samen te drinken zonder hun vrouwen is een overblijfsel uit de oertijd. Na een succesvolle jacht waren er het onvermijdelijke feest en het moment om verhalen te vertellen over de gelopen gevaren. Door samen te komen, alcohol in te nemen, en sterke verhalen te vertellen kan de moderne man voor zichzelf, tijdelijk weer het gevoel hebben dat hij deel is van een loyale jachtgroep. Maar sommige mannen nemen het gevoel van de jachtgroep nog letterlijker door samen te vissen of te jagen of zelfs op safari te gaan. De oeroude en primitieve jager mag dan uitgestorven zijn in de moderne man leeft hij nog stilletjes voort.

De vrouw vanuit de evolutie gezien.

De menselijke vrouw heeft, volgens Desmond Morris, tijdens de evolutie heel veel veranderingen ondergaan, veel meer dan de menselijke man. Ze heeft veel van de typisch vrouwelijke kwaliteiten van andere primaten achter zich gelaten en heeft zich ontwikkeld tot een uniek en buitengewoon wezen. Iedere vrouw heeft een prachtig lichaam, het is briljante resultaat van miljoenen jaren evolutie. Het vrouwenlichaam kent ook enorm veel variatie en in verschillende culturen zijn er andere schoonheidsidealen net zoals het schoonheidsideaal door de eeuwen steeds aan verandering onderhevig was. In sommige culturen heeft men de voorkeur voor een stevige vrouw en in sommige juist het tegenovergestelde. Maar ook de voorkeur voor de vorm en grootte van de neus verschilt per cultuur.

Ook de status van de vrouw verschilt in elke cultuur, in het westen is de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen bijna vanzelfsprekend geworden, in veel culturen op onze aarde worden vrouwen nog steeds beschouwd als het eigendom van de man en als minderwaardig leden van de samenleving. Vanuit de evolutie is deze mannelijke dominantie niet te verklaren. Hoewel in de oertijd de taken van de mannen en de vrouwen erg gescheiden waren, waarbij de mannen vooral de jagers waren die voor het eten zorgden en de vrouwen verantwoordelijk waren voor het sociale leven en het verzorgen van de kinderen, was alles wel gebaseerd op samenwerken en gezamenlijk overleven. In dit opzicht was geen sprake van een geslacht dat dominant was over de andere. Eigenlijk was in de oertijd de vrouw zelfs belangrijker dan de man. Vanuit de evolutie gezien was de vrouw te kostbaar om te verliezen tijdens de risicovolle jacht. Mannen waren vervangbaar en die specialiseerden zich in de risicovolle jacht. Wanneer een paar mannen stierven dan had dit niet zoveel invloed op de nakomelingen, wanneer een vrouw stierf dan had dit direct gevolg op het aantal nakomelingen, en dat was toch het belangrijkste in de oertijd. Pas veel later toen de mens geëvolueerd was naar steden en een complexe samenleving hebben mannen de macht naar zich toegetrokken ten koste van de vrouw.

Vanuit de biologie gezien zijn mensen staartloze apen met vrij grote hersenen, die het meest succesvolle wezen in de evolutie zijn. Vrij recent heeft men aangetoond dat het de genen van de mens en de bonobo aap 99,4 procent overeenkomen. Er is dus maar 0,6 procent verschil in de genen, maar toch een groot verschil in het wezen zelf. Ook het verschil in genen tussen de man en de vrouw is zeer klein, desondanks is het vrouwenlichaam vele malen meer geavanceerd dan het lichaam van de man. Veel van deze verschillen zijn vanuit de evolutie te verklaren, maar wetenschappers hebben nog lang niet voor alles een sluitende verklaring. De vrouw blijft dus vooralsnog een prachtig wezen die nog lang niet al haar geheimen prijsgegeven heeft.

De man heeft twee voortplanting strategieën.

Het succes in de evolutie van het menselijke ras is ook gebaseerd op de dubbele voorplantingsstrategie van de man. Zijn voorgangers kenden meestal maar één seksuele strategie, de mensen man heeft er twee. De eerste is om verliefd te worden en een band te vormen met een bepaalde vrouw. Men denkt wel eens dat dit cultureel bepaald is maar de chemische processen in het menselijk lichaam geven anders aan. Vanuit evolutionaire opzicht is het voordeel de vader actief meehelp om zijn nakomelingen te laten overleven. Aangezien de menselijke baby langere tijd vrij hulpeloos is en veel verzorging nodig heeft is de zorg van twee ouders een evolutionair voordeel.

Daarnaast heeft de mensen-man nog een tweede strategie, dit is de vrij primitievere wijze van zijn zaad zo veel mogelijk te verspreiden waar en wanneer het maar kan. Wanneer een man gemeenschap heeft met een vrouw die niet zijn gezinspartner is, kan de vrouw als gevolg daarvan een nakomeling krijgen waarbij de man zelf geen rol zal spelen in de opvoeding en verzorging. Hierdoor heeft het kind minder overlevingskansen maar het is niet geheel kansloos. Als de vrouw ook nog eens gekoppeld is aan een andere man kan die het nageslacht van de eerste man grootbrengen waardoor de kansen voor het kind dat buiten de relatie verwekt is weer zal stijgen. De reden voor de vrouw om hier aan mee te werken was dat sommige mannen goede verzorgers waren maar andere mannen betere genen hadden. De vrouw maakte dus gebruik van het beste van twee soorten mannen wat in het voordeel was voor het aantal nakomelingen.

Volgens de evolutie is de mensen-man dus geprogrammeerd voor een monogame langetermijnrelatie met een vrouwelijke partner, maar niet voor levenslange binding. Mocht de partner overlijden kon de man zich binden aan een nieuwe partner, dit was een kleine verzwakking van de hechtingsband die evolutionair wel nuttig was. Maar de moderne man gaat niet meer met andere mannen op jacht in een onherbergzaam gebied zonder vrouwen, hij gaat tegenwoordig naar zijn werk en sport waar hij gezelschap heeft van vele aantrekkelijke vrouwen. En daar zal de tweede in geprogrameerde strategie de kans hebben om de overhand te nemen. Dit is niet alleen te wijten aan de man, ook de vrouw zal haar ingebouwde oerdrang naar gezonde en sterke genen niet helemaal kunnen onderdrukken.

Een mooi historisch voorbeeld is onderzoek dat aantoont dat Dzjengis Khan niet alleen een groot veroveraar was voor het enorme Mongoolse rijk in de dertiende eeuw maar ook een grote verwekker van nageslacht geweest zou zijn. De stelling is dat een op de tien Aziatische mannen rechtstreeks afstamt van Djzengis Khan en zijn familie. Als grote leider van een wereldrijk kon Dzjengis Khan zoveel vrouwen krijgen als hij maar wilde en dat deed hij dus ook. Terwijl hij een half continent veroverde verspreidde hij ook zijn erfelijke materiaal. Onderzoekers hebben ontdekt dat veel mannen in een groot deel van Azië eenzelfde Y-chromosoom hebben en dit Y-chromosoom wordt doorgegeven van vader op zoon. De bijzondere variant van dit chromosoom die de onderzoekers aantroffen, komt het vaakst voor in Mongolië en volgens berekeningen en komt voor in de familie van Djzengis Khan. Bovendien komt het chromosoom voor in de gebieden die Dzjengis Khan veroverd heeft.

Om nu niet alle schuld voor overspel bij de man te leggen, is er nog een ander genetisch onderzoek dat aantoont dat alle mensen die nu leven ooit geboren zijn uit 80 procent van alle vrouwen die ooit geleefd hebben maar helaas maar uit 40 procent van alle mannen. Er zullen dus in het verleden vele mannen het nageslacht van een andere man opgevoed hebben. Toch heeft dit alles tot het enorme succes van de verspreiding van het menselijke ras bijgedragen.

Meer pagina’s over man / vrouw

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *